Inspiratie halen uit de natuur voor onze innovaties is niet nieuw. Al eeuwenlang worden vogels gebruikt als inspiratiebron voor vliegmachines, bijvoorbeeld door Leonardo da Vinci in de 15e eeuw. Begin 19e eeuw ontwierp Sir George Cayley een parachute die zichzelf kan stabiliseren, waardoor de parachute niet inklapt of over de kop slaat bij een windvlaag. Zijn inspiratie haalde hij uit de zaden van de morgenster die zich via de wind verspreiden. Net als bij de paardenbloem hangen de zaden onder ‘pluisjes’ die bij de morgenster dienen als een autostabiel valscherm.
Een uitvinder van prikkeldraad, Mike Kelly, liet zich in de 19e eeuw inspireren door de osagedoorn. Deze plant staat bekend om zijn scherpe doorns en werd in de VS aangeplant om het vee binnen een bepaald gebied te houden. Kelly ontwikkelde ‘doorndraad’ waarmee afrasteren een stuk eenvoudiger gaat dan het planten van heggen. De osagedoorn werd daarna gebruikt als leverancier voor de palen om het prikkeldraad aan te bevestigen.
Klittenband
Ook in het dagelijks leven kan men bio-geïnspireerde uitvindingen tegen komen. Zo vond Raoul Francé begin vorige eeuw een nieuwe zoutstrooier uit, gebaseerd op de zaaddoos van de bolpapaver. En waarschijnlijk is in elk huishouden het meest bekende voorbeeld van bionica te vinden: klittenband.
In tegenstelling tot wat veel mensen denken, is het geen uitvinding van de Amerikaanse Ruimtevaartorganisatie NASA, maar van de Zwitserse ingenieur George de Mestral. Hij maakte regelmatig een wandeling door het Alpenlandschap en trof bij thuiskomst dikwijls klitten aan op zijn kleren en zijn hond. Klitten zijn de zaden van de klit. Ze zijn gebouwd om gemakkelijk aan de vacht van voorbijlopende dieren vast te haken om zich zo te verspreiden.
Voor deze taak zijn ze goed uitgerust. Ook De Mestral ondervond dit toen hij de meelifters wilde verwijderen. Geïntrigeerd door de vasthoudendheid van de zaden bestudeerde hij ze met de microscoop. Hij zag vele kleine haakjes die zich gemakkelijk aan ‘pluizige’ dingen vastgrijpen. Dit gaf de praktisch denkende ingenieur het idee voor een vergelijkbaar systeem om materialen simpel met elkaar te verbinden en weer los te halen. Een soort ritsloze rits.
Velcro
Dat was gemakkelijker gedacht dan gedaan. De Mestral kreeg het idee in 1941 en de benodigde synthetische materialen, zoals nylon, waren nog maar net ontwikkeld. Het duurde nog zo’n tien jaar om een geschikt fabricageproces te bedenken en te verfijnen om de ritsloze rits te produceren. Hij noemde zijn uitvinding Velcro, een samenvoeging van de Franse woorden velours (fluweel) en crochet (haak), maar ze is bij ons beter bekend als klittenband.
Ook toen het fabricageproces was geregeld waren de zorgen nog niet over. Het product zag er destijds niet erg aantrekkelijk uit, waardoor de kledingindustrie het concept niet omarmde. De ruimtevaart echter is niet modegevoelig en zag direct de praktische toepasbaarheid. De NASA was de ‘early adopter’ en gebruikte het klittenband als handige sluiting in ruimtepakken. Na verfraaiing en verbetering van het product veroverde het de rest van de wereld, en toen ging ook de kledingindustrie om.
Behalve voor ruimtepakken past de NASA het klittenband ook op andere manieren toe. Tijdens gewichtloosheid kan een astronaut niet even een tang wegleggen, want die zweeft weg. Met klittenband kan hij het gereedschap aan zichzelf of aan de tafel bevestigen en blijft het binnen handbereik. Een minder voor de hand liggende toepassing is bij jeuk. Een astronaut kan in een hermetisch afgesloten ruimtepak immers niet even aan zijn neus krabben. De oplossing? Een stukje ruw klittenband aan de binnenkant van de helm.
Gepubliceerd in dagblad Trouw op 19 december 2017
Overzicht van alle columns