Dieren hebben in de natuur hun eigen medicijnkastje


Foto: J.M.Garg

Wilde dieren gaan in gevangenschap soms dood aan ziektes waaraan hun soortgenoten in het wild niet aan bezwijken. Dat terwijl de dieren in gevangenschap worden omringd door de beste diergeneeskundige zorg. Wellicht weten dieren soms zelf beter wat goed voor hen is. Daarbij maken ze handig gebruik van het medicijnkastje van de natuur.

We weten al lang dat veel planten medicinale werking hebben. Ze produceren allerhande stoffen om zichzelf te verdedigen tegen insecten, schimmels en ziekten. Deze stoffen kunnen ook gunstige effecten hebben op andere organismen. De wilg bijvoorbeeld bevat een belangrijk ingrediënt voor aspirine en wordt al meer dan tweeduizend jaar gebruikt in middelen tegen pijn en koorts.

Dat naast de mens ook andere dieren ‘dokteren’, werd in de wetenschap lange tijd afgedaan als romantische onzin. Maar daar is men van teruggekomen. Er is bijvoorbeeld een reden waarom het eten van klei wijdverspreid is in het dierenrijk. Niet omdat ze allemaal gek zijn of omdat klei zo lekker is. Klei wordt door al deze verschillende diersoorten gebruikt omdat het helpt tegen giftige stoffen, ziekteverwekkers en parasieten in het spijsverteringskanaal.

De meeste eigenaren van honden en katten kennen zelfmedicatie bij hun huisdieren: gras eten gevolgd door braken. Het vermoeden is dat de dieren dat doelbewust en instinctief doen als ze iets verkeerds in de maag hebben. Natuurvolken kijken zelfs de kunst af en incorporeren de planten die dieren gebruiken voor zelfmedicatie in hun eigen heelkunde.

Ook de chimpansee, onze naaste verwant, gebruikt de natuur uitgebreid als apotheek. Naast het reguliere appetijtelijke voedsel staan er ook verschillende weinig voedzame en bitter smakende medicinale planten op het menu – ook in de natuur smaken medicijnen vies. De slecht verteerbare bladeren hebben vaak een ruw oppervlak dat waarschijnlijk als een rasp werkt en parasieten uit de darmen verwijdert. Daarnaast verorberen chimpansees vruchten waarvan bekend is dat ze sterke antimicrobiële eigenschappen hebben.

Naast planten worden ook dieren gebruikt voor zelfmedicatie. Om bijtende insecten van het lijf te houden wrijven kapucijnaapjes giftige duizendpoten die insectendodende stoffen uitscheiden over hun vacht. Vele vogelsoorten gebruiken het mierenzuur van mieren tegen insecten, mijten, schimmels en bacteriën. Hiertoe nemen deze vogels een ‘mierenbad’. Met uitgespreide vleugels liggen ze in de buurt van een mierennest en laten de mieren tussen hun verenkleed krioelen. Mocht dat niet afdoende zijn, dan pakt een vogel met zijn snavel een paar mieren op en strijkt ermee over zijn veren.

Onderwater wordt eveneens gedokterd. Hoornkoralen zijn bedekt met een slijmlaag die ontstekingsremmende en antimicrobiële eigenschappen heeft. Tuimelaars zwemmen graag tegen deze koralen aan om hun eigen huid in te smeren met het geneeskrachtige slijm.

Niet alleen intelligente dieren zoals dolfijnen en apen doen aan zelfmedicatie, ook insecten met een piepklein brein kennen de kunst. De nesten van bosmieren bevatten vaak grote hoeveelheden gestolde conifeerhars, die de groei van bacteriën en schimmels remt. Monarchvlinders leggen hun eitjes op giftige zijdeplanten. Deze planten zijn niet toxisch voor de larven die zich ermee volproppen, maar wel voor de parasieten in de larven.

Ook voor mensen is de natuur een rijke medicinale bron, van nieuwe antibiotica die wel werken tegen resistente bacteriën tot medicijnen voor ziektes variërend van kanker tot alzheimer. Niet alleen zijn organismen die de werkzame stoffen bevatten waardevol, maar ook de dieren waarvan we kunnen leren welke soorten medicinaal zijn. Redenen temeer om zuinig te zijn op de natuur: het is ook voor ons beter een vol dan een leeg medicijnkastje in de natuur te hebben.

Gepubliceerd in dagblad Trouw op 18 september 2018

Overzicht van alle columns
Ylva Poelman alias De Bionische Vrouw
Ynnovator www.ynnovator.nl
T: 06 - 22 79 71 84