Leven als kat en hond. Dit gezegde is toepasselijker dan men op het eerste gezicht denkt. Ruzies tussen samenwonende stellen berusten regelmatig op wederzijds onbegrip en dat is precies wat er ook tussen honden en katten speelt. In hun communicatie gebruiken ze dezelfde lichaamstaal, maar de betekenis daarvan is voor beide soorten heel verschillend.
Loopt een kat met opgeheven staart, dan is hij lekker ontspannen. Voor een hond straalt een stijf opgestoken staart daarentegen gespannenheid en dominantie uit. Oren in de nek leggen betekent voor katten agressieve angst, voor honden onderdanige angst.
Keert een hond zich tijdens een schermutseling op zijn rug, dan geeft hij zich over en erkent de ander als zijn meerdere. Door zijn buik bloot te geven maakt hij zich kwetsbaar en het communicatieprotocol van honden schrijft dan voor dat de andere hond zijn aanval staakt. Een kat gaat er op zijn rug echter nog eens goed voor liggen om verder te vechten omdat hij zo ferm kan uithalen met zijn achterpoten.
En dan kwispelen. Een hond zwaait zijn staart als hij blij of vrolijk opgewonden is. Bij een kat met een zwiepende staart kun je maar beter uit de buurt blijven, want het dier is dan not amused, klaar om uit te halen.
Dezelfde communicatieuitingen, maar nagenoeg tegenovergestelde betekenissen. Een hond die ophoudt met aanvallen omdat de kat op zijn rug ligt, krijgt een flinke trap na van de kat. Deze communicatiestoornissen leiden tot het spreekwoordelijk gekrakeel dat niet zelden uitmondt in een robbertje vechten.
Communicatie is de overdracht van informatie tussen dieren, waarbij het gedrag van de ontvanger wordt beïnvloed door de zender. Oorspronkelijk werd gedacht dat communicatie is ontstaan om effectief zinvolle informatie over te dragen, zoals soortgenoten waarschuwen voor gevaar. Honden die tijdens het uitlaten uitgebreid snuffelen, lezen eigenlijk uitgebreid de krant, althans het equivalent daarvan. Geur is voor honden zeer informatief en ze ruiken het laatste nieuws, bijvoorbeeld wie (of wat) er allemaal langs zijn geweest en in welke toestand ze verkeren (is de teef loops of niet).
Maar communicatie wordt ook ingezet om anderen effectief te bedotten. Als een groepsdier valselijk alarm slaat en iedereen zich haastig uit de voeten maakt, heeft hij al het voedsel voor zichzelf. Als een dier zich beter voordoet dan hij in werkelijkheid is, zal hij gemakkelijker een partner vinden. Daarom werd tegen het oorspronkelijke idee ingebracht dat communicatie juist is ontstaan in een wapenwedloop tussen zenders die ontvangers willen manipuleren en ontvangers die de intenties van de ontvangers proberen te doorgronden (gedachtenlezen).
Hoewel er vaak tegengestelde belangen zijn, is een systeem waarin alleen bedrieglijke zenders profiteren niet stabiel. Ontvangers die zich continu laten beduvelen sterven uit. Negeren de ontvangers consequent de valse berichten, dan heeft het geen zin ze te zenden. In de natuur overleven dergelijke manieren van communiceren daarom niet. Een communicatiesysteem kan alleen blijven bestaan als de signalen vaak genoeg informatie bevatten die van belang is voor de ontvanger. Er zullen altijd valsspelers zijn, maar die moeten verreweg in de minderheid zijn om het communicatiesysteem werkend te houden.
De lichaamstaal van honden werkt onderling dan ook prima, net zoals die van katten onderling. Het probleem ontstaat als de soorten onderling proberen te communiceren. Toch zijn er vele katten en honden die vreedzaam onder een dak leven en zelfs onafscheidelijke vrienden zijn. Zouden ze geleerd hebben elkaars taal te spreken of accepteren ze elkaar gewoon zoals ze zijn, met al hun verschillen?
16 oktober 2018
Overzicht van alle columns