De venusvliegenval is een van de snelheidsduivels van het plantenrijk. Snelheidsduivel? Een plant? Jazeker. De snelheid waarmee deze vleesetende plant zijn prooien vangt is ongekend.
Plantaardige vleeseters komen voor in moerassen en andere plekken waar de bodem buitengewoon arm is aan voedingstoffen zoals stikstof en fosfor. Normaal gesproken worden planten opgegeten door dieren, maar in dit geval is het net andersom. Zo komen deze inventieve planten alsnog aan de benodigde voedingstoffen.
Venusvliegenvallen zijn kleine planten met vier tot zeven bladeren. De bladeren zitten aan het einde van een lange, brede steel en bestaan uit twee ‘scharnierende’ helften. De bladhelften vormen als het ware een openstaande bek (de val) die zich binnen een tiende seconde kan sluiten. Deze snelheid geeft prooien, zoals mieren, spinnen en vliegen, geen kans om te ontsnappen.
Prooien worden gelokt door de rode en met nectar bedekte binnenkant van de bladhelften, waarop zich een aantal voelharen bevinden. De ‘bek’ sluit zich pas als de haren binnen een halve minuut twee keer zijn aangeraakt. Dit voorkomt dat de val onnodig wordt geactiveerd door iets oneetbaars als een waterdruppel of stof.
Omdat verteren energie kost, moet de prooi wel de moeite waard zijn. Daarom klapt een val initieel niet helemaal dicht. De bladhelften zijn voorzien van harige uitsteeksels die een soort traliewerk vormen als de val deels is gesloten. Zo kunnen kleine prooien tussen de tralies door ontsnappen. Als een grotere prooi in de pogingen zich te bevrijden de voelharen nog vijfmaal aanraakt, sluit de val zich helemaal en wordt de prooi in vijf tot twaalf dagen verteerd.
Lange tijd heeft men zich het hoofd gebroken hoe de snelle vangbeweging tot stand komt. Eerst werd gedacht aan hydraulische systemen. Plantencellen kunnen water opnemen zodat ze zwellen en langer worden. Als cellen aan de buitenkant van de bladhelften langer worden en/of cellen aan de binnenkant krimpen, dan bewegen de bladhelften naar elkaar toe. Maar dat gaat te langzaam om het rappe dichtklappen van de val te verklaren.
Duidelijk is inmiddels dat de venusvliegenval een slimme methode heeft om die beweging te versnellen. Als de val open staat, dan zijn de beide bladhelften naar buiten gebogen (convex). Is de val gesloten dan zijn de bladhelften juist naar binnen gebogen (concaaf). Tussen beide bladhelften ontstaat zo een holte.
De convexe en concave vorm geven de twee stabiele toestanden (bistabiel) weer van de val. Dit betekent dat de bladhelften niet langzaam van vorm veranderen, maar plotsklap omslaan van convex (open) naar concaaf (gesloten). Deze bistabiele toestanden zijn te vergelijken met die van een tennisbal. Druk je daar een beetje op, dan ontstaat een ondiep deukje. Laat je los, dan schiet de balhelft weer in zijn oorspronkelijke vorm. Maar met genoeg druk, flipt de bal in een komvorm waarin hij blijft, ook als er geen druk meer is.
Door de geometrie van de bladhelften is een kleine hydraulische vervorming voldoende om ze ineens van de open naar de gesloten vorm te laten flippen en de kansloze prooi in te sluiten.
De omklappende bladhelften zijn een inspiratiebron voor snel vervormend materiaal dat energiezuiniger en sneller is dan geheugenmateriaal. De vormverandering komt tot stand door druk, warmte of stroom. Het materiaal is geschikt voor bijvoorbeeld kleppen die vlug openen of sluiten door van vorm te veranderen. Of voor brillenglazen die van convex (plus-sterkte, leesbril) naar concaaf (minsterkte, bril voor veraf) kunnen veranderen en andersom. Een uitkomst voor mensen die maar niet kunnen wennen aan multifocale brillenglazen.
Gepubliceerd in dagblad Trouw op 12 juni 2018
Overzicht van alle columns